‘Juwelier schiet overvaller neer of dood’. Het is helaas een kop die de laatste jaren vaak boven artikels stond.
Recent nog werd een juwelier door het Hof van Beroep te Gent vrijgesproken van uitgelokte doodslag.
In deze zaak waren de beklaagde en zijn familie slachtoffer van een zeer brutale en gewelddadige overval, waarbij zij minutenlang blootgesteld waren aan een manifest onmiddellijk levensbedreigende situatie.
Dit deed bij hem een acuut psychotrauma ontstaan dat zijn wilsvrijheid volledig uitschakelde en waardoor hij enkel nog werd gedwongen door de louter instinctieve drang om deze onmiddellijk levensbedreigende situatie kost wat kost af te weren, wat hem de feiten deed plegen.
Het hof besloot daarom dat de beklaagde zeer aannemelijk maakte dat hij de hem verweten feiten pleegde ingevolge een macht waaraan hij niet kon weerstaan en sprak hem vrij.
(Hof van Beroep Gent 25 juni 2024)
Het is uitzonderlijk dat een juwelier die op een overvaller schiet vrijgesproken wordt van feiten van doodslag op basis van onweerstaanbare dwang.
In een oudere zaak besliste de correctionele rechtbank Dendermonde dat er sprake was van wettige verdediging, of toch minstens van onweerstaanbare drang.
De juweliers in deze zaak hadden in het verleden al traumatische ervaringen meegemaakt (ze waren al meermaals het slachtoffer geweest van brutale overvallen met wapenvertoon).
Het was nacht, het alarm was afgegaan en het metalen rolluik was gedeeltelijk opgeheven.
De juweliers konden in deze omstandigheden dan ook geloven in een aanranding van personen.
Zij werden dan ook geacht in staat van wettige verdediging te zijn geweest en hun handelingen waren dan ook gerechtvaardigd op basis van artikel 417 van het Strafwetboek.
De rechtbank voegde hieraan toe dat een eventuele overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging gerechtvaardigd wordt op grond van artikel 71 van het Strafwetboek.
Met andere woorden: als de afweerdaden niet in verhouding zouden staan tot de aanvalsdaden, dan werden de daden van de juweliers gepleegd op basis van onweerstaanbare drang of overmacht en dienen zij eveneens vrijgesproken te worden.
(Correctionele rechtbank Dendermonde 17 september 2001.)
Het gebeurt nog dat een juwelier schiet op overvallers en vrijgesproken wordt op basis van wettige verdediging.
In dezelfde zin besliste het Hof van Beroep van Luik nog langer geleden dat een juwelier handelde uit wettige verdediging in de zin van artikel 417 van het Strafwetboek toen hij zich verzette met een revolver. Hij kon immers geloven aan een aanslag op zijn persoon toen dieven, die voorzien waren van knotsen, in het holst van de nacht het uitstalraam van zijn juwelierszaak trachtten te verbrijzelen en dit ook bleven doen nadat hij hen meermaals toeriep vanaf de eerste verdieping van zijn woning boven de zaak.
(Hof van Beroep Luik 12 december 1990.)
Belangrijk criterium hierbij is dus of de juwelier die op een overvaller schiet, kan geloven in een aanslag op zijn persoon of de persoon van een naaste.
De correctionele rechtbank van Brussel besliste dat er geen sprake is van wettige verdediging wanneer de verdachte zonder meer vuurt op een inbreker die geen enkele bedreiging uitmaakt voor hem of zijn gezin.
(Correctionele rechtbank Brussel 8 januari 1991.)
Relatief recent bevestigde het Hof van Cassatie dat de reactie van een beklaagde (juwelier) erin bestaande te schieten op een vluchtende persoon (overvaller) niet in verhouding was aangezien er geen bewijs was dat het slachtoffer geweld tegen hem had gebruikt en zelfs indien er geweld zou gebruikt zijn, dit zich binnen enkele seconden zou hebben gemanifesteerd. De beklaagde kon op het moment waarop hij schoot dan ook niet geloven geloven dat hij een ernstige en ogenblikkelijke aanranding van zijn persoon of van een derde diende af te weren.
(Cass. 13 februari 2018, P.17.1055.N.)
(image: freepik.com)