(Cass. 17 januari 2024, P.23.1339.F.)
In artikel 2 bis van de Drugswet werd middels de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie een §6 ingevoerd teneinde voorbereidende handelingen strafbaar te stellen.
Uit de memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat aan de basis van de genoemde wet van 5 februari 2016 ligt, blijkt duidelijk dat de wetgever de voorbereidende handelingen in het kader van drugslabo’s en ‘growshops’ strafbaar wenste te stellen.
In de samenvatting van het wetsontwerp dat aan de basis van de genoemde wet van 5 februari 2016 ligt (DOC 53 3112/001) staat desbetreffend:
“In de tweede plaats voert het ontwerp nieuwe strafbaarstellingen in om de illegale productie en handel in stoffen en planten efficiënter te beteugelen. Het gaat hier om de strafbaarstelling van voorbereidende handelingen en verzwarende omstandigheden inzake vereniging voor de inbreuken betreffende de drugsprecursoren.”
Drugsprecursoren zijn stoffen die kunnen worden misbruikt voor de illegale aanmaak van psychotrope stoffen en verdovende middelen.
Het Hof van Cassatie stelde echter in zijn arrest dd. 10 april 2018 (P.18.0039.N) onder randnr. 5 dat artikel 2 bis §6 van de Drugswet een ruimere toepassing heeft:
“Uit de bewoordingen, de doelstelling en de wetsgeschiedenis van die bepaling blijkt dat de wetgever daarmee niet enkel de strafbaarstelling beoogde van het stellen van voorbereidende handelingen met het oog op de productie van drugs, maar wel van alle handelingen die ertoe strekken de illegale handel in drugs voor te bereiden en zodoende te vergemakkelijken, teneinde alle schakels in de georganiseerde drugshandel te bestrijden.
Tot de strafbaar gestelde handelingen behoort aldus ook het organiseren van een legaal transport om te beschikken over een deklading voor in te voeren cocaïne.”
In zijn arrest dd. 29 oktober 2024 (P.24.0986.N) herneemt het Hof van Cassatie deze stelling en geeft zij aan het begrip voorbereidende handeling zo mogelijk nog een ruimere invulling:
“Uit de wetsgeschiedenis en de bewoordingen van artikel 2bis, § 6, Drugswet blijkt dat de wetgever met de invoering van die bepaling de bedoeling had om feiten van georganiseerde drughandel op een meer efficiënte wijze te bestrijden door alle schakels in de totstandkoming ervan strafbaar te stellen, met inbegrip van handelingen die voorafgaan aan deze feiten of een eventuele poging daartoe en die ertoe strekken aan de daders middelen te verschaffen teneinde het plegen van die feiten mogelijk te maken, te vergemakkelijken of de straffeloosheid ervan te bewerkstelligen, zodat elke gedraging, ongeacht of die op zichzelf genomen legaal is, een voorbereidende handeling in de zin van artikel 2bis, § 6, Drugswet kan uitmaken indien zij met de door de wet strafbaar gestelde intentie is gesteld.
Tot de strafbaar gestelde voorbereidende handelingen behoort ook het organiseren van legale transporten om te beschikken over dekladingen voor drugs.”
Merk op dat het Hof hier dus naar drugs in het algemeen verwijst, daar waar het voorheen enkel naar cocaïne verwees.
Het Hof stelt hierbij dat daarvoor geen wettelijk bepaalde definitie van het begrip deklading vereist is, maar dat het volstaat dit woord in zijn gewone betekenis te verstaan.
In deze context bestaat een deklading volgens het Hof in de regel uit legale goederen die dienen, hetzij om de waarneming te verhinderen van samen ermee vervoerde drugs, hetzij om bij opsporingsinstanties het vertrouwen te wekken van de geoorloofdheid van transporten waarin achteraf drugs zullen worden verborgen, waarbij het gegeven dat het transport van de legale goederen geen economisch nut heeft, een aanwijzing kan vormen dat die goederen fungeren als een deklading voor drugs.
Thans worden regelmatig beklaagden vervolgd en veroordeeld voor voorbereidende handelingen in zaken met betrekking tot in- en uitvoer van verdovende middelen (cocaïne) in de haven van Antwerpen en criminele organisaties.
(image: freepik.com)